Kwaliteitsindicatoren bij neurochirurgie, Dr. Alof Dallenga, 2012

Printen

De kwaliteitmeting van hypofyseoperaties is niet op orde.

De kwaliteit van de zorg moet verbeteren, niet alleen in het belang van de patiënt. De zorgverzekeraars willen het beste resultaat voor een zo laag mogelijke prijs. Daarom willen ze harde cijfers zien, want die kun je vergelijken.

Hoe kun je de kwaliteit van een operatie ‘meten’?

Dit is een interessante vraag. Dr. Alof Dallenga, neurochirurg aan het EMC sinds 1995, zegt hierover: ‘Er wordt tegenwoordig steeds meer naar ‘bewijs’ van kwaliteit gevraagd, niet alleen door zorgverzekeraars, maar ook door de patiënten, die’, o.a. dankzij internet steeds mondiger worden. Ook voor de chirurg blijft altijd de vraag: hoe weet je of je kwaliteit hebt geleverd.

Wat verstaan we onder kwaliteit?

Je zou kunnen zeggen: kwaliteit is de juiste behandeling voor de juiste patiënt op het juiste moment, met zo goed mogelijke technieken en in zo goed mogelijke omstandigheden, aldus Dallenga. Maar daarmee ben je er nog niet. Want het antwoord op deze vraag is en blijft een mening. En een oordeel (van jezelf of van een collega) is altijd subjectief. Om echt te weten moet je meten.

Meten is weten

Er zijn verschillende zaken die makkelijk te onderzoeken zijn. Waar (in welk ziekenhuis) wordt de zorg verstrekt? Hoe is de expertise daar? Hoe is de organisatie? Hoe vaak wordt een bepaalde operatie uitgevoerd? Welke zorg krijgt de patiënt, voor en na de operatie? Hoe lang er zit tussen het stellen van de diagnose en de operatie? Het is zinnig om deze vragen te beantwoorden.

Hoe is het eindresultaat van een operatie?

Maar wat je eigenlijk wilt weten is: hoe is het eindresultaat van een operatie? Hoe lang lag de patiënt in het ziekenhuis? Zijn er complicaties geweest na de operatie? Trad er na de operatie een duidelijke verbetering bij de patiënt op? Hoe staat het met tevredenheid van de patiënt? En hoe is zijn/haar kwaliteit van leven na de operatie? Deze vragen zijn nog veel belangrijker.

Welke keuze maak je als arts

Maar het allerbelangrijkst is de vraag: welke behandeling kies je als arts voor de patiënt? Moet je opereren? Of kies je voor iets anders? En op welk moment?. Het gaat erom dat je het totale plaatje bekijkt. Alleen door overleg en samenwerking met andere specialisten kom je tot de beste beslissing, zegt dr. Dallenga.

Hoe meer toezicht, hoe beter het resultaat

Verder geeft Dallenga aan dat puur het proces van het observeren, meten en noteren al helpt de zorg te verbeteren. Hoe meer toezicht, hoe beter vaak het resultaat. Maar de resultaten van die metingen zeggen alleen echt iets over de kwaliteit van de zorg, als je voldoende gevallen/patiënten hebt om te bestuderen. Een eerste stap op deze weg is samenwerking.

Onvoldoende informatie geregistreerd

Er is een (beschermde) website, die beheerd wordt door het LUMC in Leiden. Hier site kunnen artsen inloggen en informatie over patiënten, behandelingen en resultaten doorgeven. Hoewel er steeds meer artsen gegevens inbrengen op deze site, zijn er helaas nog niet voldoende gegevens beschikbaar om echte conclusies te trekken. Er wordt dus onvoldoende informatie aangeleverd. Maar voor de toekomst is dit wel de bedoeling. Vervolgens moeten deze gegevens op onafhankelijke wijze beoordeeld worden.

Kwaliteitmeting van hypofyseoperaties niet op orde

De kwaliteitmeting van hypofyseoperaties om diverse redenen op het ogenblik is helaas niet op orde, constateert Dallenga. Ten eerste: de artsen zijn het nog niet eens over de beste methode/criteria om de kwaliteit van een operatie te meten. Ten tweede: ze missen de prikkel om te gaan meten.
Dr. Dallenga: ‘Op dit moment denken de meeste chirurgen dat ze het wel goed doen, maar dit is vaak niet gebaseerd op feiten. Wanneer je de resultaten van alle centra op een rijtje krijgt kan je pas echt zien hoe je het doet. Dit kan dan stimuleren om beter te doen.

Onafhankelijke controle van aangeleverde resultaten

Anderzijds zijn er mogelijk artsen die een dergelijke vergelijking liever uit de weg gaan. Deze groep doet dan niet van harte mee aan een registratie en levert mogelijk zelfs niet-correcte data aan. Daarmee kom ik op het punt van de onafhankelijke controle van aangeleverde resultaten. Zolang deze controle er niet of onvoldoende is, heb je een registratie die onbetrouwbaar en dus niet bruikbaar is.

Lastige discussie

Een ander punt is de volumediscussie, of met andere woorden: hoeveel patiënten moet je minimaal per jaar per centrum opereren. Dit is een lastige om meerdere redenen. Een reëel risico is dat er gemakkelijker over gegaan kan worden tot operatie om het nodige aantal te halen. Dat er dus onnodige ingrepen uitgevoerd worden. Er zijn immers altijd situaties waar je kan twijfelen of je wel moet opereren. Ook is het zo dat er geen bewijs is voor de stelling dat meer doen automatisch beter is. Waar het mij om gaat is dat je onderling op een betrouwbare wijze resultaten kan vergelijken en dat je ook corrigeert voor moeilijkheidsgraad. Een centrum dat alleen de ‘eenvoudige’ dingen doet, zal immers anders scoren dan een centrum waar de meer complexere gevallen komen. En wat natuurlijk ook erg belangrijk blijft, is hoe de patiënt zelf de geleverde zorg ervaart. Heeft hij het gevoel voldoende aandacht te krijgen, wordt er gelet op het comfort, is er goede nazorg, etc.’

Noodzakelijke onafhankelijke controle ontbreekt

De overheid stelt neurochirurgen verplicht om kwaliteitsrichtlijnen voor een (hypofyse) operatie op te stellen. Dallenga zegt hierover: ‘Wij hebben daarop geanticipeerd als beroepsgroep. Wij hebben de parameters die we willen registreren geformuleerd. Wat we echter nog niet hebben, is de noodzakelijke onafhankelijke controle. Hier zou mogelijk de overheid een rol in moeten gaan spelen, maar zover is het nog niet. Persoonlijk vind ik het goed en eigenlijk noodzakelijk om je resultaten te evalueren en te toetsen aan die van je collega’s.

Aansturen op reductie van de kosten

Ik vrees echter dat de overheid en de verzekeraars vooral willen sturen op reductie van de kosten en dat als puntje bij paaltje komt men niet bereid zal zijn meer te betalen voor betere kwaliteit. En dan zijn we weer terug bij af. Kwalitatief goede producten zijn immers duurder dan spullen van inferieure kwaliteit en daar moet men voor willen investeren.’


© Nederlandse Hypofyse Stichting - Alle rechten voorbehouden

ANBI Keurmerk