Medicatie op basis van receptorblokkering (artikel)
Printen
Uit: Hyponieuws 4 – 2014
Binnen de endocrinologie wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar nieuwe, zeer vernuftige medicatie op het principe van receptorblokkering. Een korte uitleg.
Iedere hypofysetumor bevat cellen met receptoren. Weefselonderzoek laat zien dat niet alle patiënten dezelfde verdeling van deze subtypes op hun tumorcellen hebben zitten. Wanneer je medicatie kunt geven die precies is afgestemd op het type receptoren van de specifieke tumor van een patiënt, kun je een sneller en beter resultaat verwachten.
Hormoonreceptoren
Een hormoonreceptor is een soort stopcontact op een cel die alleen gebruikt kan worden door hormonen die speciaal gemaakt zijn om daarop te passen (noem ze stekkers). Elk hormoon heeft een eigen receptor; een hormoon past niet op de receptor voor een ander hormoon. Voor wat betreft acromegalie kan je bijvoorbeeld somatostatine-analogen zoals octreotide en lanreotide zien als kunstmatige stekkers die – net als het eigen somatostatine van het lichaam – op de somatostatine receptor van groeihormoonproducerende hypofysecel passen. Wanneer dat gebeurt zal – net als door het lichaamseigen somatostatine – specifiek de afgifte van groeihormoon afnemen. Een ander medicament is bijv. pegvisomant (PEGV). Dit PEGV is een echte receptorblokker, die op de groeihormoonreceptor past. Als dat gebeurt kan het eigen groeihormoon (GH) dus niet meer op de groeihormoonreceptoren plaatsnemen, want die zijn bezet. Er is dan wel GH, maar het werkt niet, want het kan zich niet binden aan de GH-receptoren op bijvoorbeeld levercellen. Er wordt dan ook geen signaal afgegeven aan die levercellen om IGF-I te maken.
Somatostatine
Somatostatine is een hormoon dat zowel door de hypothalamus als door de alvleesklier als door de maag wordt geproduceerd. Het werkt o.a. remmend op de afscheiding van groeihormoon. Er zijn vijf verschillende subtypes somatostatinereceptoren waaraan somatostatine kan aangrijpen: de SSTR receptoren 1 tm 5. De meeste tumoren bevatten bevatten SST2 en SST5 receptoren. Bij deze patiënten werken Octreotide LAR en Lanreotide Autosolution goed, want die stoffen binden goed aan de SST 2 en 5.
Bij 30% van de patiënten met acromegalie werkt een combinatie van octreotide of lanreotide met bromocriptine en cabergoline goed. Bij deze patiënten wordt vaak gezien dat zij ook zogenaamde dopaminereceptoren hebben. Bromocriptine en cabergoline werken goed bij een prolactinoom en bij acromegalie als er in die tumoren de dopaminereceptor type D2 aanwezig is.
Weefselonderzoek
Om onderzoek te doen naar receptoren en nieuwe receptorblokkers te ontwikkelen wordt gebruik gemaakt van het tumorweefsel dat tijdens een operatie bij een patiënt is weggenomen. Er wordt hiervoor géén extra weefsel weggenomen. Het weefsel wordt direct ingevroren tot -80° en op kweek gezet. Weefsel dat voor dit type onderzoek gebruikt wordt, is altijd maar in zeer kleine hoeveelheden voorhanden. Soms moet men werken met slechts enkele cellen, er is bijna nooit voldoende materiaal beschikbaar om alles te onderzoeken wat men zou willen. De oorzaak hiervan is dat hypofysetumoren klein zijn en dat tijdens de operatie er ook weefsel verdwijnt via de zuig- en spoelbuisjes die de chirurg gebruikt om het operatiegebied goed in zicht te krijgen.
Toekomst
In de verre toekomst zou gekeken kunnen worden welk type receptor het meest voorkomt op een hypofysetumor, bijvoorbeeld tijdens of na de operatie. Misschien dat op een zeker moment een punctie van de tumor voldoende zou zijn om te onderzoeken welk medicijn het beste zal aanslaan.
Professor A. J. Van der Lelij (ErasmusMC)