Geslachtshormonen: Wat als de aansturing niet meer werkt? (artikel)
Printen
Uit: Hyponieuws 3 – 2021
Waar krijg je last van als je geen of te weinig geslachtshormonen aanmaakt? En wat kun je eraan doen? Dr. Christa van Bunderen legt het uit.
De organen die de geslachtshormonen aanmaken, zijn de teelballen (testosteron) bij de man en de eierstokken (oestrogeen) bij de vrouw. In geval van een tekort aan geslachtshormoon maken de teelballen of eierstokken te weinig hormoon aan (hypogonadisme). We maken onderscheid tussen primair en secundair hypogonadisme.
Bij primair hypogonadisme ligt het probleem bij de teelballen of eierstokken zelf, bijvoorbeeld ten gevolge van een operatie. Bij secundair hypogonadisme ligt het probleem in de hersenen: de hypofyse stuurt geen signalen meer naar de teelballen of eierstokken. Dit kan aangeboren zijn of bijvoorbeeld ontstaan (na operatie of bestraling) bij een hypofysetumor, na hersentrauma of ernstige ondervoeding. De aansturing van de hypofyse naar de geslachtsorganen kan ook verminderd zijn bij sommige chronische ziekten (zoals ijzerstapelingsziekte), medicijnen (zoals anabole steroïden) of ernstig overgewicht. Bij patiënten met een prolactinoom kan de uitval van het geslachtshormoon op twee manieren worden veroorzaakt: de tumor vermindert de hypofysefunctie of de hoge prolactinewaarde remt de afgifte vanuit de hypofyse van de geslachtshormoon aansturende hormonen, namelijk luteïniserend hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FSH).
Diagnose bij mannen
Hoe stel je hypogonadisme bij de man vast? In ieder geval moet er dan sprake zijn van aanhoudende klachten en moet er twee keer in de ochtend een verlaagd testosteron worden gemeten in het bloed. De klachten kunnen bestaan uit een verminderd libido/seksueel verlangen, lusteloosheid, erectiestoornis of verminderde vruchtbaarheid. Maar ook een veranderde lichaamssamenstelling komt soms voor, met minder spier- en meer vetmassa, en een verminderde botkwaliteit (botontkalking). Is er sprake van langdurig hypogonadisme? Dan kan ook borstvorming, vermoeidheid, bloedarmoede of depressie optreden. Bij kinderen kan er sprake zijn van een groeiachterstand, onvolgroeide geslachtsdelen of een uitblijvende puberteit. Wordt er dan inderdaad een te laag testosteron gemeten? Dan volgt de bepaling van de aansturende hormonen (LH en FSH). Indien deze ook te laag zijn, dan is de diagnose een secundair hypogonadisme met zijn oorsprong in de hersenen. Het vaststellen van een laag testosteron is alleen nog niet zo makkelijk. Ook bij gezonde mannen is er sprake van enige schommeling en invloed van de leeftijd op de gemeten testosteronwaarde in het bloed. Bovendien kunnen intensief sporten, vasten, stress en depressie de testosteronwaarde verlagen.
Diagnose bij vrouwen
Bevindt een vrouw zich qua leeftijd nog niet in de overgang? Dan openbaart hypogonadisme zich vaak door verminderde of uitblijvende menstruaties. Dit kan gepaard gaan met opvliegers of pijn bij het vrijen, door een verminderde vochtigheid van de vagina. Ook kunnen minder specifieke klachten optreden, zoals vermoeidheid, prikkelbaarheid, stemmingswisselingen, gewrichtsklachten of libidoverlies. Bij kinderen kan er naast het uitblijven van de puberteit en de eerste menstruatie ook sprake zijn van een groeiachterstand. Is de vrouw de ‘natuurlijke’ overgang al gepasseerd? Dan heeft zij al lage oestrogeenwaarden in het bloed en ervaart zij daardoor meestal geen nieuwe klachten meer van hypogonadisme door bijvoorbeeld een hypofyseziekte. Is een zwangerschap uitgesloten, maar is er wel sprake van uitblijvende menstruatie in combinatie met te lage bloedwaarden voor de aansturende hormonen (LH en FSH)? Dan is er een secundair hypogonadisme en zit de oorsprong dus in de hersenen en niet in de eierstokken zelf. Bij de ‘natuurlijke’ overgang zou je namelijk – op den duur – hoge LH- en FSH-waarden meten. Heeft een vrouw nog spontane, regelmatige menstruaties? Dan is het meten van de geslachthormonen in het bloed over het algemeen niet zinvol. Bij het gebruik van de anticonceptiepil is meten van deze waarden niet mogelijk.
Behandeling
Is hypogonadisme vastgesteld en is de verwachting niet dat de oorzaak hiervan binnen korte termijn herstelt? Bij kinderen kiest de kinderendocrinoloog dan voor behandeling met geslachtshormoon aansturende hormonen, die de puberteitsontwikkeling kunnen stimuleren. Na de puberteit zijn er weer andere behandelmogelijkheden. Dan kiest de arts voor behandeling van het tekort aan geslachtshormoon. Omdat deze omzetting ook de groei van het kind kan beïnvloeden, kiest de kinderarts dit moment zorgvuldig. De behandeling met geslachtshormonen kan meerdere doelen hebben: het verminderen van de klachten, het verbeteren van de botkwaliteit (en verminderen van het risico op botbreuken) en het bevorderen van de vruchtbaarheid. Het doel bepaalt de keuze van de soort hormoonbehandeling.
Behandeling bij mannen
Heeft een man nog een kinderwens? Dan valt de keuze bij de start van de behandeling voor hypogonadisme niet meteen op testosteronmedicatie. Testosteron zelf onderdrukt namelijk de sperma-aanmaak. Deze mannen krijgen dan een medicijn dat de testosteronproductie en sperma-aanmaak stimuleert. Dit zijn vaak injecties met geslachtshormoon aansturende hormonen, die de man dan een aantal keer per week zet. Is de sperma-aanmaak desondanks nog onvoldoende? Dan geeft een fertiliteitsarts vaak extra aansturende hormonen. Daarnaast kan sperma tegenwoordig ook chirurgisch worden verkregen als de aanmaak minimaal blijft. De arts kan de patiënt hiervoor naar een gespecialiseerd centrum verwijzen. Speelt er geen kinderwens meer?
Dan kiest de arts voor testosteronbehandeling. Omdat elk medicijn ook zijn risico’s heeft, gaat de arts vooraf na of er andere medische problemen spelen, zoals hart- en vaatziekten, slaapapnoe of prostaatproblemen.
In Nederland bestaat de behandeling vaak uit testosterongel of injecties in de spier. De gel moet dagelijks gesmeerd worden; de injecties moeten eenmaal per drie weken worden gezet, dan wel eens per drie maanden. Tijdens de behandeling werkt de arts toe naar het normaliseren van de testosteronwaarde en verbetering van de klachten. Zo nodig past deze de dosering aan. Het effect op de klachten duurt soms wel zes maanden. De arts voert regelmatig controles uit, onder andere met bloedonderzoek. Een van de risico’s van testosteronbehandeling is een verhoging van het aantal rode bloedcellen. Hierdoor kan het bloed te dik worden en problemen veroorzaken, bijvoorbeeld trombose. Wanneer dit optreedt, wordt de dosering aangepast.
Behandeling bij vrouwen
Is er sprake van een actieve kinderwens? Dan verwijst de arts een vrouw met secundair hypogonadisme (oorsprong in de hersenen) naar de fertiliteitsarts. Deze schrijft medicijnen voor om de eisprong te stimuleren en daarmee de zwangerschapskans te vergroten. Wanneer dit niet meteen succesvol is, bespreekt de fertiliteitsarts andere opties, zoals ivf.
Is er op het moment van de start van de behandeling met geslachtshormoon geen kinderwens? Dan kan behandeling met oestrogeen gestart worden. Hiervoor zijn veel opties beschikbaar. In overleg met de patiënte maakt de arts een keuze voor het meest geschikte middel. Daarbij houden zij rekening met belangrijke factoren als: leeftijd, wens tot anticonceptie, wel of geen verhoogd trombose-risico en wel of geen borstkanker in de familie. De behandeling bestaat meestal uit tabletten, maar in sommige gevallen zijn ook oestrogeenpleisters mogelijk.
Soms ziet de arts bij een vrouw af van behandeling, bijvoorbeeld wanneer de diagnose wordt vastgesteld op een leeftijd vlakbij of voorbij de ‘natuurlijke’ overgang. De gevolgen van het lage geslachtshormoon zijn voor het lichaam dan vergelijkbaar en behandeling heeft dan vaak meer risico’s dan gunstige effecten. Over het algemeen is de behandeling ook niet meer nodig na de leeftijd van 52 jaar. De behandeling wordt dan afgebouwd of gestopt.
Samen beslissen
Uitval van de aansturing van geslachtshormonen kan tot vervelende klachten leiden. Deze zijn niet altijd even makkelijk om te bespreken. Het is extra vervelend als de klachten ook een uitwerking hebben op je naasten. Tegelijkertijd is het vaststellen van een tekort aan geslachtshormoon soms ook lastig voor de arts. Het beste beoordelen patiënt en arts daarom samen de klachten en de bloeduitslagen, zodat zij met elkaar kunnen besluiten of behandeling wenselijk is.