Ziekte van Cushing: diagnose en behandeling
Printen
De ziekte van Cushing is lastig aan te tonen. Het gaat om een weinig voorkomende aandoening en er zijn meerdere oorzaken mogelijk. Het duurt daarom ook vaak jaren voordat de diagnose wordt gesteld.
Diagnose van de ziekte van Cushing
Er zijn meerdere onderzoeken nodig om echt aan te tonen dat het om hypofysaire Cushing gaat. Onderzoeken die meestal gedaan worden zijn:
- Het verzamelen van 24-uurs urine om de uitscheiding van cortisol en daarmee de cortisolproductie te meten.
- Het bepalen van de cortisolconcentratie in het speeksel om 23.00 uur ’s avonds. Normaal is deze concentratie zeer laag, maar bij de ziekte van Cushing is deze meestal verhoogd.
- De dexamethason onderdrukkingstest. Om 23.00 uur neem je 1 mg dexamethason in. Dat is een kunstmatig cortisolachtig hormoon. Hierdoor remt de cortisolproductie. De volgende ochtend is deze normaliter nauwelijks meetbaar, behalve bij mensen met de ziekte van Cushing.
Verder onderzoek naar de ziekte van Cushing
Als bovenstaande testen vaststellen dat je een verhoogde cortisolproductie hebt, moet de oorzaak nog worden achterhaald. Dit gebeurt meestal via meerdere bloedonderzoeken tijdens een korte opname.
Als de uitslagen wijzen op een hypofysetumor krijg je een MRI-scan van je hypofyse. Soms, bijvoorbeeld als er geen zichtbare tumor op de MRI is te zien, volgt nog een bloedafname uit het vaatstelsel rond je hypofyse. Deze ‘sampling’ wordt gedaan door een katheterisatie via de lies. Zo kan men toch ‘bewijzen’ dat de oorzaak van het verhoogde cortisol in de hypofyse ligt.
Niet iedereen krijgt dezelfde onderzoeken. Meer informatie over welke onderzoeken er zijn en hoe ze worden uitgevoerd, vind je bij onderzoeken.
Behandeling van de ziekte van Cushing
Behandeling is absoluut noodzakelijk, maar het is maatwerk en daarom per persoon verschillend. Je arts bespreekt met jou welke behandeling voor jou het beste is en wat je ervan mag verwachten. We hebben hieronder een paar mogelijkheden voor je op een rijtje gezet:
Hypofyseoperatie
De behandeling bestaat meestal uit een hypofyseoperatie, waarbij de tumor wordt verwijderd. Een team van een neurochirurg en een keel-, neus- en oorarts voert de operatie uit. De meeste operaties vinden plaats via de neus. De neurochirurg haalt daarbij zoveel mogelijk tumorweefsel weg. In 80 procent van de gevallen is een operatie succesvol.
Radiotherapie
Is een operatie niet mogelijk of leidt deze niet tot genezing? Dan is radiotherapie mogelijk. In de volksmond noemt men dit vaak bestraling. Ook als de tumor niet volledig is weggehaald, overweegt de specialist het restweefsel te bestralen als aanvullende behandeling. Wanneer er tumorcellen achterblijven, kunnen die gaan groeien en een nieuwe tumor veroorzaken. Bestraling is dus vaak noodzakelijk. Een groot nadeel van bestraling is dat het effect lang (soms meer dan 2 jaar) op zich laat wachten.
Geneesmiddelen
Er zijn ook geneesmiddelen die gebruikt kunnen worden bij de ziekte van Cushing. Voorbeelden zijn metyrapone en ketoconazol. Dit zijn middelen die in de bijnierschors de synthese van cortisol blokkeren en dus het effect van de overmatige ACTH (grotendeels) tenietdoen. Hierdoor verminderen de verschijnselen van Cushing. Deze geneesmiddelen krijgt de patiënt vaak ook als voorbereiding op een hypofyseoperatie. Een ander geneesmiddel is Pasireotide. Dit middel remt de ACTH-productie uit het hypofyse-adenoom.
Verwijdering bijnieren
Geven de operatie, medicatie en de bestraling onvoldoende resultaat? Dan kan de arts besluiten de bijnieren te verwijderen.
Na de behandeling van de ziekte van Cushing
De operatie en bestraling kunnen leiden tot schade aan de hypofyse. Hierdoor vallen verschillende hormoonfuncties uit. Dit noemen we panhypopituïtarisme. Deze hormoontekorten worden met medicatie weer aangevuld.
Hieronder lees je welke hormonen uit kunnen vallen en voorbeelden van de medicatie die dit tekort kunnen aanvullen:
- schildklierhormoon – levothyroxine (T4), T3;
- bijnierschorshormoon – hydrocortison, cortisonacetaat;
- mannelijk hormoon – testosteron;
- vrouwelijk hormoon – oestrogenen, dehydroepiandrosteron;
- groeihormoon; – groeihormoon
- antidiuretisch hormoon – desmopressine.